Groot succes voor de vierde GLEM 1031 anesthesie van het jaar 2016: “Preventie van Postoperatieve Cognitieve Disfunctie bij oudere of kwetsbare patiënten“, georganiseerd door dr. Michel Oswald Duchateau, anesthesist in Cavell. Dit werd niet alleen gevolgd door anesthesisten, maar ook door geriaters, internisten, ergotherapeuten, verpleegkundigen en andere paramedici.
“Mijn moeder is niet meer dezelfde sinds de operatie, ze is gedesoriënteerd. Zal dit voorbij gaan? Zal Ik problemen hebben met het geheugen na de anesthesie? Ik heb moeite om in slaap te vallen, me te concentreren sinds de operatie, is dit normaal?” Dit zijn allemaal vragen die onze patiënten zich stellen, en terecht.
De vergrijzing van de bevolking en de vooruitgang in anesthesie en chirurgische technieken bieden vandaag de mogelijkheid om een groeiend aantal kwetsbare patiënten te behandelen. Bij ouderen is een verminderde postoperatieve cognitieve status de meest gevreesde en meest voorkomende complicatie (10 tot 70% afhankelijk van de patiënt en het type operatie).
Men onderscheidt 2 categorieën: een vroeg opduikend delirium en postoperatieve cognitieve dysfunctie, die later verschijnt en vaak onomkeerbaar is. Het delirium verhoogt de postoperatieve morbiditeit en mortaliteit, de kosten en de duur van het verblijf en het risico op langere termijn van cognitieve dysfunctie. Dit leidt vaak tot een onvermogen om een professioneel leven te hervatten, een verlies van onafhankelijkheid en een verhoogd risico van institutionalisering. Postoperatieve cognitieve stoornissen zijn dan ook een belangrijk probleem voor de volksgezondheid en preventiestrategieën moeten onderdeel zijn van de doelstellingen van een kwalitatieve multidisciplinaire zorg.
Hoewel de omvang van het probleem evident is, blijven de oorzaken van het optreden van een disfunctie van de hogere functies onduidelijk en waarschijnlijk multifactorieel. De belangrijkste geïdentificeerde risicofactor is de leeftijd van de patiënt: de fysiologische reserves nemen uiteraard af met de tijd, en laten op een gegeven moment niet langer toe om zich aan te passen aan de stress van een operatie. Dit verlies wordt nog versterkt wanneer de patiënt comorbiditeiten combineert (hart- en vaatziekten, ondervoeding, gebrek aan lichaamsbeweging, reeds bestaande cognitieve achteruitgang), waardoor de oudere bevolking in het bijzonder gevaar loopt. De preventie begint met de detectie van kwetsbare patiënten en multidisciplinaire samenwerking tussen anesthesisten, chirurgen en geriaters vanaf de pre-operatieve periode.
In tegenstelling tot de collectieve overtuigingen die anesthetica zelf schuldig achten, wordt duidelijk aangetoond dat intra-operatief, overmatige diepte-verdoving (met burst surpression, dat wil zeggen een vlak EEG) en een daling van de hersenoxygenatie de elementen zijn die verantwoordelijk zijn voor deze postoperatieve cognitieve stoornissen. Bij oudere patiënten zijn atherosclerotische laesies geassocieerd met een fragiele autoregulering, onderdeel van het risico op cerebrale hypoperfusie tijdens systemische hemodynamische variaties. Intra-operatief is het gebruik van neuromonitoring (BIS of een andere EEG-monitor voor de analyse van de diepte van anesthesie) daarom essentieel om te diepe anesthesieniveaus te voorkomen (BIS <45). De continue bewaking van de bloeddruk wordt sterk aanbevolen om de BP dicht bij de basiswaarden van de patiënt te houden, en elke vroege intra-operatieve daling van de gemiddelde arteriële druk onder 75 mmHg te behandelen. Het is bewezen dat een “Triple Low”, een BIS <45, een gemiddelde arteriële druk <75 mmHg en een niveauwaarde van anesthesie met sevofluraan (MAC <0,8), geassocieerd wordt met een verhoogde mortaliteit en cognitieve stoornissen…
Dr. Céline Boudart et prof. Luc Barvais (Dienst Anesthesie, Erasmus Ziekenhuis)