De ziekte van Parkinson is een chronische en invaliderende aandoening geassocieerd met verlies van neuronen die de neurotransmitter dopamine produceren in de substantia nigra van de hersenen. Het wordt meestal gediagnosticeerd in geïndustrialiseerde regio’s waar een beroepsrisico wordt vermeld (pesticiden, chemische industrie). Een genetische component is zeer waarschijnlijk, maar er zijn significante fenotypische variaties (waarschijnlijk gelinkt aan milieu-interacties). Dit is de meest voorkomende bewegingsziekte; in België bedraagt de prevalentie ongeveer 0,22%.
Diagnose van de ziekte van Parkinson is klinisch. De patiënt vertoont, in verschillende gradaties, extrapiramidale tekenen: akinesie (moeite met het uitvoeren van vrijwillige en automatische bewegingen in de afwezigheid van verlamming), stijfheid en rusttremor (waargenomen in het begin van de ziekte bij slechts 50 tot 60% van de patiënten). Bovendien kunnen patiënten vaak een posturale instabiliteit vertonen, die verslechtert in de loop van de ziekte en verantwoordelijk is voor een deel van de invaliditeit. Ze kunnen ook niet-motorische symptomen vertonen (autonome zenuwsstelsel, cognitieve stoornissen, slaap en stemming), die hun levenskwaliteit aantasten. De diagnose wordt meestal bevestigd door de respons op de behandeling met Levodopa (onder andere Prolopa®). Een diagnostische test door middel van een DAT-scan kan soms nodig zijn wanneer het klinisch beeld twijfelachtig is. Een MRI wordt voornamelijk gebruikt om andere hersenaandoeningen uit te sluiten die kunnen lijken op een extrapiramidaal syndroom.
Ook andere ziekten manifesteren zich door extrapiramidale symptomen, maar reageren minder goed of helemaal niet op de behandeling. Het gaat om neurodegeneratieve ziekten of vasculaire aandoeningen. Hun prognose is vaak erger dan bij de ziekte van Parkinson.
Levodopa (verkrijgbaar in verschillende vormen en/of gecombineerd met stoffen die de efficiëntie verhogen) vormt de basis van de behandeling van de ziekte van Parkinson. Het gaat om een precursor van dopamine die wordt gebruikt door de overblijvende neuronen om dit te produceren. Het wordt vaak geassocieerd met dopamine-agonisten (die dopamine vervangen) en andere stoffen die het effect van dopamine verhogen door de vertraging van de afbraak in de hersenen. De behandelingen zijn afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en de functionele handicap. Regelmatige lichamelijke activiteit is altijd wenselijk.
Bij ernstige vormen bestaan er andere therapeutische opties: deep brain stimulation chirurgie (DBS) of dopatherapie gevolgd door jejunostomie (Duodopa®). Deze behandelingen van de tweede of derde lijn, die soms moeilijk uit te voeren zijn, kunnen het leven van de parkinsonpatiënt verbeteren.
Dr. Donatienne Verougstraete, Dr. Anne Depré, Dr. Antonio Hernandez Duarte, Dr. Dominique Boucquey
Leopoldpark Ziekenhuis