Bij een patiënt die zich altijd moe voelt, die moeite heeft om overdag wakker te blijven of om ’s ochtends op te staan en zich moe voelt gaat de arts op zoek naar de oorzaak van slaapproblemen. De twee meest voorkomende stoornissen zijn het slaapapneu syndroom en slapeloosheid.
In het geval van apneu wordt de diagnose gesteld met behulp van een polysomnografie om tijdens de slaap de verlaging van het zuurstofniveau en ademhalingsonderbrekingen te detecteren. Als de patiënt een apneu-score per uur heeft van meer dan 15, dan krijgt hij CPAP-therapie. Met een score hoger dan 5 wordt de patiënt doorverwezen naar NKO, moet hij gewicht verliezen of logopediesessies volgen om de keelspieren te trainen. Maar we doen geen slaaptest voor alle mensen met vermoeidheid. De Berlijnse vragenlijst of de STOP-Bang score kan worden gebruikt om een groot deel van de patiënten te screenen en risicopatiënten op te sporen.
In het geval van slapeloosheid is de diagnose ingewikkelder omdat er geen echte ‘standaard’ voor slaap bestaat. Het gezegde “een mens heeft acht uur slaap per nacht nodig” is een veel voorkomende misvatting. De slaapduur varieert van persoon tot persoon en is afhankelijk van de leeftijd. Slapeloosheid wordt gekenmerkt door een subjectieve klacht van de patiënt met betrekking tot slaap (moeilijk in slaap vallen, blijven slapen / of vroeg wakker worden) die een impact heeft op het dagelijks leven. Omwille van de in wezen subjectieve aard van de klacht, wordt slapeloosheid soms genegeerd door de arts of snel behandeld door slaapmiddelen voor te schrijven. Maar geneesmiddelen moeten gezien worden als eerste hulp gedurende maximaal drie tot vier weken. Om slapeloosheid het hoofd te bieden gaat de voorkeur meestal uit naar cognitieve gedragstherapie. Doel is om de slaap-waakcycli te herstellen, nachtelijk ontwaken te verminderen of te elimineren en om beter te kunnen inslapen. De behandeling neemt zes tot acht sessies in beslag. Daarbij wordt een volledige analyse van het probleem gemaakt door de verschillende factoren van slapeloosheid te identificeren, maar ook door educatie van de patiënt: kennis van de aandoening en van de slaap wordt als essentieel beschouwd om slapeloosheid het hoofd te bieden.
Ook onderzoek pleit eerder voor cognitieve gedragstherapie dan voor een behandeling met geneesmiddelen (Riemann & Perlis 2009; Smith, Perlis, Park & Al. 2002).
Daarom is het belangrijk om de juiste vragen te stellen en het probleem te identificeren dat de slaapproblemen veroorzaakt. Een slaaponderzoek wordt aanbevolen als men van mening is dat een lichamelijke aandoening de slaapstoornis veroorzaakt. Als de patiënt met slapeloosheid kampt, dan moet cognitieve gedragstherapie aangeboden worden. Slaapmiddelen mogen niet meer dan een hulpmiddel zijn en alleen voorgeschreven worden voor kortdurend gebruik.
Dr. Catherine Ars, pneumoloog, Sint-Anna Sint-Remi Ziekenhuis
Mevr. Megan De Paepe, psycholoog, Sint-Anna Sint-Remi Ziekenhuis
Gespecialiseerde consultaties voor slaapproblemen vinden plaats in de Edith Cavell, Park Leopold, Sint-Anna Sint-Remi en Braine-l’Alleud – Waterloo Ziekenhuizen. In het centrum zijn neus-, keel-, en oorartsen, pneumologen, internisten, neurologen en psychotherapeuten actief om het stellen van de diagnose en de behandeling van diverse slaapaandoeningen te optimaliseren.